Oorsprong, gebruik en karakter
Hij komt van oorsprong uit de vallei van de rivier de Aire in Yorkshire. En werd aanvankelijk Bingley – of Waterside Terrier genoemd. Hij werd gefokt voor de otterjacht uit kruisingen van de Old English Terriër met de Otterhound en de Welsh Harrier.
De Airedale Terriër is actief, aanhankelijk, waaks, vrolijk, vriendelijk en geschikt voor politiewerk maar ook een prettige huishond. Hij is de grootste van alle terriërs.

Uiterlijke kenmerken
Schofthoogte: Reu: 58-62 cm, Teef: 56-60 cm
Hoofd: lang, niet te breed, met vlakke wangen en weinig stop.
Ogen: donker met felle, schrandere uitdrukking.
Oren: knoporen, klein en V-vormig.
Gebit: scharend.
Hals: droog, middelmatig lang en dik, zonder keelhuid.
Lichaam: kort, gespierd, met diepe, niet te brede borst, goed geronde ribben en korte, rechte rug.
Benen: lang met zwaar bot.
Voeten: klein en rond.
Beharing: hard, dicht, draadachtig met korte, zachte ondervacht.
Kleur:
Hoofd, voor en achterhand: tan.
Lichaam: Zwart of donkergrijs